Voorproefje: een paragraaf uit het boek |
Hier kun je een gedeelte lezen van hoofdstuk 7 van het Basisboek Duurzame Ontwikkeling, editie 2025.
> De nummers 402 tot 428 verwijzen naar de Aantekeningen.
> Zie de Inhoudsopgave voor de context van deze paragraaf.
> Deze paragraaf is ook beschikbaar in het Engels en in het Duits.
Paragraaf 7.1. Verbeteringen, innovaties, transities
“Gisteren werd ik gebeld door een fabriek. Of hun servicemonteur effe bij me thuis langs mocht komen. Nou ja, dus ik vraag waarom. Bleek dat ze een appje hadden gehad. Van mijn koelkast. Wat had-ie dan? vraag ik. Nou, zegt die fabriek, die koelkast van jou heeft zichzelf gecheckt. Allicht, zeg ik, dat doet-ie elke dag. En die fabriek zegt: En nou verwacht-ie dat-ie binnenkort geblokkeerd gaat raken. Tenminste, niet de koelkast zelf maar de verbindingsbuis met de supermarkt. En daarvan dan het rattenfilter. In de app – effe kijken – in de app staat dat er een kans van 28,3% is dat het filter binnen twee weken stuk gaat.”
Het is in het jaar 2050. De koelkast waarover iemand vertelt, is het resultaat van een ingrijpende transitie. Of eigenlijk een halve transitie, maar daarover straks.
“Nou ja, zeg ik, dat geeft toch helemaal niks? Dat gebeurt wel vaker, dat die koelkast niet goed wordt. Dan repareert-ie zichzelf toch gewoon? Daar is-ie voor gemaakt. Ja, zegt die fabriek. En meestal gaat dat best wel goed. Maar deze keer lijkt het erop dat-ie geen reserveonderdeel meer heeft. O ja? Zeg ik. Kan dat ook, dan? Tuurlijk, zegt die fabriek. En die koelkast kan zelf geen nieuwe bestellen, want zo’n filter, dat past niet door de buis. Dus daarom heeft-ie z’n maker geappt – dat zijn wij dus – en om assistentie gevraagd. En aangezien wij jou een ongestoorde koele productenlevering hebben gegarandeerd, wil ik graag een monteur bij je langs sturen.
Ik zeg: Nou, da’s geen probleem hoor. Maar daar hoef ik toch niet voor thuis te blijven? Ik app wel even een eenmalige toegangscode voor de voordeur. Kan die monteur er zo in. Is dat goed zo? Nou, dus die fabriek was tevreden. En ik ook blij: blijft mijn ochtendyoghurt mooi vanzelf elke dag komen.”
Een eeuw eerder, rond 1950, was de koelkast een zwaar, log ding, met dikke wanden vanwege de isolatie, die desondanks niet erg goed was. De koelvloeistof was freon, CFK’s dus: zie hoofdstuk 2. In de ogen van de mensen in die tijd was het misschien een uitstekend apparaat.
Toch bleek verbetering mogelijk. Zo zag men kans om de wanden dunner te maken en desondanks de isolatie sterk te verbeteren. Doordat er nu minder warmte uit de buitenwereld de koelkast in lekt, gebruikt een moderne koelkast veel minder energie. Een andere verbetering bleek hard nodig toen ontdekt werd dat de CFK’s, als ze na afdanking van de koelkast vrij in de atmosfeer kwamen, de ozonlaag afbraken. In het Montreal Protocol van 1987 – zie hoofdstuk 4 – werden CFK’s wereldwijd verboden. En dus werken hedendaagse koelkasten met andere koelvloeistoffen.
Dat waren goede verbeteringen, maar niet meer dan dat: ze veranderden het apparaat niet wezenlijk. Dat werd anders, toen in de 21e eeuw de slimme koelkast werd geïntroduceerd. Deze nieuwe koelkast staat in directe verbinding met je huis en met je smartphone. Als je zo’n koelkast hebt kun je, waar je ook bent, altijd direct je gekoelde of bevroren voorraad inspecteren. Het apparaat leert je gewoontes kennen, stelt boodschappenlijstjes voor je op en waarschuwt je als producten hun houdbaarheidsdatum naderen. Dit is geen eenvoudige verbetering meer, het is een spannende innovatie.
Figuur 7.1 (bovenste helft). Verbetering, innovatie, transitie
Het einde van de supermarkt. En van de koelkast.
En toch is ook die innovatie nog lang niet zo vernieuwend als waar de persoon in 2050 over vertelt. Het gaat er niet alleen om dat de koelkast van 2050 zichzelf controleert en zo nodig repareert. Of dat er een koelgarantie is: de klant heeft vermoedelijk niet het apparaat gekocht maar een koelfunctie ingehuurd, wat een kenmerk is van een diensteneconomie; hoofdstuk 9 komt daarop terug. Beide zijn interessante innovaties, maar veel ingrijpender is de directe verbinding met de supermarkt via een buis. Dat duidt erop dat er een compleet netwerk is aangelegd van vertakkende transportbuizen die producten vanuit supermarkten en andere winkels rechtstreeks in woningen en zelfs direct in koel- en misschien ook andere kasten afleveren. Elke woning in het land, wie weet zelfs in de hele wereld, is aangesloten! Het systeem is veranderd.
Zo’n buizenstelsel lijkt misschien ondenkbaar. Gaat nooit gebeuren? Maar zeg nu zelf: rond 1750 zou een stelsel van rioolbuizen met een aansluiting naar iedere woning net zo ondenkbaar zijn geweest.402 Kun je nog zonder?
Dat is kenmerkend voor een transitie: het onvoorstelbare wordt werkelijkheid, dankzij een ingrijpende wijziging van een groot en complex systeem. In het voorbeeld gaat het om het landelijke of zelfs internationale distributiesysteem van consumentengoederen. Het resultaat is een compleet herontwerp, op basis van een nieuwe manier van denken die een tijd later ‘normaal’ is geworden.403
Transities hebben meestal onverwachte gevolgen, zelfs ver buiten het radicaal vernieuwde systeem zelf. Zo betekent het buizenstelsel voor de consument, dat winkels bezoeken misschien wel volledig verdwijnt: die trend is nu al ingezet, dankzij internetshopping, dus dat kun je wel verwachten. Maar winkels zijn ook sociale ontmoetingsplaatsen, dus wat zijn dan de gevolgen voor het contact tussen mensen, en daarmee voor de samenleving als geheel?
De transportbuizen maken niet alleen bezoekjes aan winkels overbodig maar ook de talloze bestelbusjes die nu door de stad en het land rijden. Hun bezorgers worden werkeloos. Voor het milieu en de verkeersdrukte is dat wel gunstig, hoewel het nog niet meevalt om de ecologische gevolgen af te wegen tegen die van de aanleg en het onderhoud van al die buizen – wat vermoedelijk door robots zal worden gedaan.
En toch is de transitie van het consumentengoederendistributiesysteem (en de koelkast) in 2050 nog niet compleet, in dit sciencefictionverhaal. De transitie is nog maar half uitgevoerd, want: waarom zouden er in dat systeem nog supermarkten en andere winkels zijn? De kans is groot dat ook die allemaal verdwijnen en dat de bezorging rechtstreeks vanuit distributiecentra plaatsvindt. Sterker: waarom zou je nog een koelkast in huis hebben, als de levering van duizenden gekoelde producten vanuit die centra misschien wel binnen een minuut of 10 gegarandeerd is – plus die van ijsjes, verse milkshakes, dampende porties patat, en ook schoenen en smartphones? Voor het milieu is dat dan wel weer gunstig, want er zal veel minder voedsel weggegooid worden. Kortom: alles wordt anders, als het nieuwe paradigma voor de levering van goederen, net als nu voor fecaliën, wordt: buis, de opvolger van boodschappentas.
Voorbije en huidige transities
Een transitie is: een radicale systeemverandering, gebaseerd op een of meer verrassende paradigmaverschuivingen, dus gloednieuwe manieren van denken.404
Een goed voorbeeld van een paradigma dat enkele eeuwen geleden aan de basis stond van een transitie is het woord zwaartekracht. Dat woord (gravity) is rond 1687 uitgevonden door de Engelse geleerde Isaac Newton, die ermee wist te verklaren dat voorwerpen die naar beneden vallen door dezelfde oorzaak gestuurd worden als de planeten in hun banen rondom de zon.405 Vóór Newton meende men in navolging van Aristoteles tweeduizend jaar lang dat voorwerpen zoals lepels en hamers naar beneden vallen ‘omdat hun natuurlijke plaats onderaan is’.406 De natuurwetten die Newton opstelde maakten deel uit van een omvangrijke transitie in de wetenschap en in de samenleving. Mede dankzij Newton veranderde het beeld dat men in Europa had van het universum: de oudere visie van een wereld waarin planeten continu voortgeduwd worden door engelen407 maakte plaats voor het beeld van een automatisch werkend apparaat, een soort mechanische klok.408 Dat plaatste de bovennatuurlijke wereld op grotere afstand van de fysieke werkelijkheid, wat een ingrijpende invloed had op alle takken van de wetenschap. Overal probeerde men Newtons benadering toe te passen: in de chemie, de geneeskunde, de biologie en de filosofie. Later ook in nieuwe wetenschappen, zoals de psychologie en de economie.409 In de huidige tijd weet iedereen wat zwaartekracht is, en dat toont wel aan hoe diep dat woord in ieders denken verankerd is. Je kunt je nauwelijks nog voorstellen hoe je de werking van de wereld zonder dat woord zou kunnen begrijpen.
Een van de meest ingrijpende transities in een ver verleden was de doorbraak van de landbouw, zo’n 9000 jaar geleden in het Midden-Oosten. De eerste dorpen en steden ontstonden toen de landbouw een einde maakte aan het nomadenbestaan.410 Aangezien vanaf dat moment veel meer voedsel geproduceerd kon worden door steeds minder mensen, werden nieuwe beroepen en specialismen mogelijk, waaronder dat van soldaat. In de nieuw ontstane sociale structuur groeiden machtsverschillen en ontstonden er koninkrijken, legers en oorlogen. Het was misschien wel de meest dramatische omwenteling in de hele menselijke geschiedenis. Niet dat dat allemaal heel plotseling gebeurde. De transitie bewoog zich langzaam, in de loop van duizenden jaren, door de wereld heen.
Veel sneller verliep de Industriële Revolutie, die rond 1750 in Engeland startte.411 In grote delen van de wereld is deze transitie al jaren achter de rug; in een aantal ontwikkelingslanden is het proces van industrialisatie in volle gang.
Een andere transitie was de omslag van kolonialisme naar internationale vervlechting. Deze overgang ging gepaard met drastische wijzigingen in de economische, militaire en politieke structuren, zoals hoofdstuk 5 beschreef. Ook nu ging dat samen met het ontstaan van nieuwe opvattingen over de wereld. In de oude kolonialistische visie waren de Europese landen goed en edelmoedig bezig wanneer ze gebieden in andere werelddelen veroverden. Vanzelfsprekend vormden veroveringsdrang en handelsgewin voorname motieven, maar daarnaast bestond bij veel Europeanen oprecht de opvatting dat op die manier beschaving gebracht kon worden aan primitieve bevolkingen. Pas toen de ene na de andere kolonie onafhankelijk werd, vooral zo tussen 1945 en 1980, ontstond in brede kring respect voor andere culturen. De komst van internationale organisaties zoals de VN en de EU liet zien hoe oude idealen – veroveren en beschaven – gedeeltelijk plaatsmaakten voor nieuwe – waardering voor andere culturen en voor vreedzaam samenleven in de wereld.
Een andere transitie was de invoering van de moderne geneeskunde. Al sinds de oudheid was de heersende opinie dat ziekten werden verspreid door slechte lucht: dat is zelfs de letterlijke betekenis van het woord malaria. Men sprak van miasma, ‘stank’, afkomstig van rotting.412 In de loop van de 19e eeuw werd de miasmatheorie stevig aangevochten door biologen en medici413 die uit onderzoek afleidden dat ziekten werden overgebracht door ziektekiemen, pathogenen: levende micro-organismen zoals bacteriën en schimmels. Besmettingen zijn niet alleen overdraagbaar via de lucht, maar ook via water, voedsel, huidcontact, bloed en ontlasting.
Geleidelijk won de pathogenentheorie veld, en daarmee ook een toenemende hygiëne in de ziekenhuizen. Handenwassen en steriele instrumenten hebben daarna miljoenen levens gered, onder meer door het verdwijnen van de kraamvrouwenkoorts. Rond 1880 was vrijwel iedere expert overtuigd van de ziektekiementheorie en was de paradigmaverschuiving van miasma naar pathogenen en hygiëne voltooid,414 wat onder meer de aanleiding vormde voor de aanleg van gesloten riolen in grote steden.
Samen met innovaties zoals vaccinaties, anesthesie en antibiotica heeft dat tot een enorme transitie geleid in en buiten de gezondheidszorg. Een van de gevolgen was een sterke daling van de kindersterfte, waardoor de bevolkingsgroei aanvankelijk enorm opliep. Waar de maatschappelijke ontwikkeling vervolgens verliep volgens het ‘standaardscenario’ dat in hoofdstuk 4 beschreven werd, droeg de toenemende volksgezondheid bij aan een versterking van de economie, waardoor de opbouw van een stelsel van sociale voorzieningen mogelijk werd. Als gevolg daarvan nam de behoefte aan kinderen als oudedagvoorziening af en werden gezinnen kleiner, waarna de bevolkingsgroei afnam. In een aantal landen is die transitie nog in volle gang.
Milieu-efficiëntie
Voor duurzame ontwikkeling zijn heel wat diepgaande transities nodig om het klimaat, het milieu, de natuur en de mens te redden. Zulke transities moeten de milieu-efficiëntie dramatisch verhogen. Die term komt uitgebreider ter sprake in hoofdstuk 9, maar hier kan alvast worden toegelicht dat het gaat om de hoeveelheid materialen en energie die ingezet wordt om een bepaald product op te leveren en te gebruiken, en de mate waarin het milieu daardoor wordt aangetast. Het doel is, kort gezegd: meer doen met minder.
Tal van berekeningen laten zien dat eenvoudige verbeteringen en innovaties van producten en diensten gewoon niet voldoende milieuwinst opleveren. Verbeteringen kunnen vaak in zo’n 10 of 15 jaar de milieu-impact ruwweg halveren, dus de efficiëntie met een factor 2 verbeteren. Ambitieuzer innovaties duren langer, bijvoorbeeld 20 jaar, en kunnen de schade aan milieu en natuur reduceren tot pakweg 20%, dus een verbetering met een factor 5. Maar toekomstscenario’s laten zien dat, als je rekening houdt met een economische groei in de ontwikkelingslanden, een inhaalslag ten opzichte van de rijke landen, en met de groei van de wereldbevolking, de milieu-impact van een product of dienst eerder zou moeten worden teruggebracht tot hooguit een twintigste van de huidige.415 Die factor 20 gaat niet lukken zonder drastische transities, bijvoorbeeld met betrekking tot energieopwekking (zie hoofdstuk 3), transport en logistiek, natuurbeheer, landbouw en voedsel (hoofdstuk 8) en circulaire economie (hoofdstuk 9). Tabel 7.1 geeft een paar voorbeelden.
| Tabel 7.1. Voorbeelden van ontwikkelingen op drie niveaus 416
|
|
Eigenschappen van transities
“Transities zijn grillige, schoksgewijze processen”, aldus transitie-expert Jan Rotmans.417 Transities nemen al gauw een halve eeuw of meer in beslag, zoals uitgebeeld in figuur 7.1. Die figuur laat ook zien dat transities vaak worden geboren vanuit een ‘stip op de horizon’, of liever: een soort visioen van wat zal kunnen zijn. Dat levert dan wel niet een concreet doel of plan op, maar geeft wel een richting, die vaak wordt bepaald met behulp van scenario’s en backcasting:418 zie hoofdstuk 4. Dat biedt de inspiratie voor tal van nieuwe ideeën waarmee volop wordt geëxperimenteerd: “Laat honderd bloemen bloeien, laat honderd scholen wedijveren”.419 Die experimenten creëren samen aanvankelijk een aarzelende start, waarna vele ervan mislukken en uit de aandacht verdwijnen. De succesvolle initiatieven krijgen vaart, waardoor S‑krommen ontstaan die op elkaar voortbouwen, zoals je in figuur 7.1 (onderste helft) kun zien.
Figuur 7.1 (onderste helft). Verbeteringen en innovaties bouwen op tot een transitie
De combinatie van geslaagde verbeteringen en innovaties zwelt aan en vormt een woeste en onstuitbare golf die de samenleving overspoelt en ingrijpend verandert: denk maar eens aan de komst van het internet. Nieuwe bedrijfstakken en ondernemingen ontstaan, groeien explosief en worden de machtigste spelers in de wereld. Straten worden opengebroken,420 de fysieke en economische structuur wordt heringericht, net als het perspectief van de burgers en hun paradigma’s, de gedeelde beelden en waarden van waaruit ze denken en handelen:421 transities zijn “een zoektocht naar nieuwe waardensystemen.” 422 Wetten en regels worden aangepast of vervangen. Bepaalde beroepen verdwijnen, nieuwe komen op.
| Verdwenen beroepen als gevolg van voorbije transities Thans bedreigd door automatisering en robots Binnenkort bedreigd door de AI-revolutie |
|
Wat verwacht je: jouw beroep, of het beroep waarop je je als student voorbereidt, bestaat dat nog in 2050?
De meest opvallende transitie van dit moment is waarschijnlijk de AI-revolutie, de opmars van kunstmatige intelligentie, die het vervolg is van een transitie die al veel langer loopt: de ICT-revolutie, die je naar keuze kunt laten beginnen met de telegraaf (in 1844), de telefoon, de radio en de tv, de fax, of het internet, de smartphone en de robot. Wellicht gaat de introductie van AI de wereld ingrijpender veranderen dan alle transities van de afgelopen eeuwen.
| Nieuwe woorden. Misschien de nieuwe paradigma’s van de AI-transitie? Artificial General Intelligence (AGI): AI die de mens op veel verschillende manieren overstijgt. Transhumanisme: Filosofie die stelt dat de mens zichzelf kan verbeteren of overstijgen met behulp van AI en biotechnologie.423 AI-pocalyps: Ondergang van de mens als gevolg van de komst van AGI. P(doom): Probability of doom, de kans dat AI de mensheid vernietigt. |
|
Sommigen verwachten dat AI een grote rol kan spelen in het redden van de mensenwereld. Anderen zien juist het tegenovergestelde, en vrezen dat AI de macht overneemt en de wereld redt door de mensheid af te schaffen. Schattingen van P(doom) door tech-experts, journalisten en filosofen variëren tussen 1%, 10% tot wel 50%.424 Aangezien we nog maar in het prille begin zitten van deze transitie, valt er nog weinig te voorspellen, maar zeker is dat er wel wat nadelen aan AI kleven. Zoals de opmerkelijk hoge energieconsumptie. Om je een idee te geven: één plaatje gemaakt door AI kost evenveel energie als het volledig opladen van een gemiddelde smartphone.425 In recente jaren steeg het energiegebruik van datacenters exponentieel, deels als gevolg van AI, met 30% tot 40% per jaar.426
Er is nog een ander lelijk nadeel. AI ontwikkelt zich net als een mens: door te leren van informatie die het ontvangt en daarmee te oefenen. Dat leerproces kan dus gestuurd worden door de keuze van de informatie die wordt toegediend. Dat levert bias op, vooroordelen: als AI wordt gevoed met input van klimaatsceptici of van ultrarechtse racisten, wordt de AI dat zelf ook. AI is nu al een superspreader van fake news en deep fakes.427
Transities kunnen dus hoopgevend zijn en nieuwe kansen voor duurzaamheid creëren, maar ze kunnen ook enorme gevaren opleveren. Een paar algemene kenmerken van transities staan hier op een rijtje.
| Kenmerken van transities Ze beginnen vaak met een ‘stip op de horizon’, een visioen van wat zal kunnen zijn, en met daarbij behorende nieuwe paradigma’s. Ze vinden plaats in complexe systemen. Door de complexe terugkoppelingen zijn lang niet alle gevolgen te voorzien, dus ze leiden tot onvoorziene, soms schokkende effecten. Ze zijn een optelsom van een aantal op elkaar ingrijpende verbeteringen en innovaties. Ze nemen veel tijd in beslag, bijvoorbeeld een generatie of meer. Ze lijken op een dijkdoorbraak: ze komen op gang, versterken zichzelf, en gaan door tot ze het maatschappelijk landschap overspoelen. Ze veroorzaken trendbreuken, waardoor de koers van de geschiedenis radicaal verandert. Ze brengen een grondige verandering teweeg in het weefsel van de samenleving. Ze veranderen niet alleen de bestaande structuren maar ook het denken van de mensen, hun werk, hun gewoonten en tradities, hun cultuur. Oude idealen doven uit, nieuwe worden geboren. Oude tegenstellingen tussen mensen en tussen groepen verdwijnen, nieuwe ontstaan. Ze zijn niet of nauwelijks uit te leggen aan mensen die ze niet hebben meegemaakt. Ze kennen winnaars, maar ook verliezers. Ze zijn onomkeerbaar: de oude toestand keert nooit meer terug. |
|
Paragraaf 7.2. Mitigatie: De energietransitie in Europa
De belangrijkste van alle transities naar duurzaamheid is ongetwijfeld die van de energie. De energietransitie moet leiden tot mitigatie, matiging, van de klimaatverandering. En waar mitigatie niet mogelijk is, gaat het om adaptatie, aanpassing, aan de veranderende omstandigheden, zoals hoofdstuk 3 vertelde.
Een illustratief voorbeeld van mitigatie is de energietransitie in Europa. Voor die transitie heeft de EU een gezamenlijke aanpak afgesproken, de EU Green Deal. Alle lidstaten werken daaraan mee, elk met eigen prioriteiten. Voor Europa is de ‘stip op de horizon’: volledig klimaatneutraal in 2050.
Figuur 7.2. De EU op weg naar klimaatneutraliteit
De eerste fase van de transitie
In 1997 werd het Kyoto Protocol vastgesteld. Dat internationale verdrag bleek grotendeels een dode letter nadat de VS het niet ratificeerden, Canada zich terugtrok en China en India niets hoefden te doen. Maar Europa pakte de gelegenheid om voor het eerst een concreet doel vast te stellen: 8% reductie van de totale emissie van broeikasgassen, gemeten als CO2-equivalent. Het doel diende in 2012 bereikt te zijn. Die 8%, en alle latere reductiedoelen, worden steeds berekend als percentage van de emissie in het referentiejaar 1990. In figuur 7.2 kun je het Kyoto-doel en alle later vastgestelde doelen vinden.428
Benieuwd naar het vervolg? De volledige tekst vind je in het Basisboek Duurzame Ontwikkeling, editie 2025.