U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

Search on this Website:

Participerende democratie

In hoofdstuk 20 van Roorda's boek Omniconomie (2021; Engels: Omniconomics, 2022) wordt beargumenteerd, dat het van doorslaggevend belang is voor de totstandkoming van intrinsieke duurzaamheid, om doelen te stellen door middel van een
Brede Maatschappelijke Discussie (BMD): zie hierover de volgende pagina op deze website.

Maar eerst: de reden waarom zo'n BMD broodnodig is om te komen tot een wereld waarin wij - of liever onze klein- en achterkleinkinderen - zullen willen wonen. Het boek Omniconomie schrijft hierover in het eerste gedeelte van hoofdstuk 20:

Hoofdstuk 20. Maatschappelijke verankering

In wat voor wereld willen we eigenlijk wonen? En wie mag dat bepalen?

Degenen die dat mogen bepalen, zijn dat misschien de wetenschappers? Dat lijkt me een ontoereikend antwoord. Want het gaat in wezen om soms eeuwenoude kwesties, die veel meer zijn dan alleen wetenschappelijke vraagstukken. Er zijn ook filosofische, politieke, ecologische, historische, emotionele, humanistische en religieuze aspecten. Dus, wie beslissen dan wel: de filosofen misschien, zoals de Griekse filosoof Plato ooit voorstelde.1 De priesters, de imams, de rabbi’s en de lama’s? De politici, al dan niet democratisch gekozen en gecontroleerd? De vakbeweging? Bezorgde burgers? Actiegroepen met betrekking tot natuur, milieu of mensenrechten? Een wereldregering – die er nog niet is?

Draagvlak
Het antwoord is: ja, zij allen. En ieder ander die dat wil, want de wereld is van ons allemaal. De vraag is natuurlijk: hoe doe je dat, iedereen betrekken bij het maken van keuzes over de inrichting van de wereld?

Een voor de hand liggend antwoord is: democratie. Daarover sprak Winston Churchill in 1947 de beroemde woorden: “Er is gezegd dat democratie de slechtste regeringsvorm is, op alle andere vormen na.” 2 Uit de context van zijn uitspraak blijkt dat hij doelde op parlementaire democratie, gebaseerd op meerderheidsbeslissingen. Welnu, hij had het mis. Want er is een betere aanpak: besluitvorming op basis van een breed draagvlak, indien mogelijk zelfs: consensus.

Consensus
Als consultant heb ik heel wat assessments uitgevoerd met betrekking tot duurzaamheid in onderwijs 3 en bedrijven.4 Bij zo’n assessment zijn zo’n vijftien mensen gedurende een halve tot een hele dag bijeen, en onder leiding van de assessor wordt een flinke reeks onderwerpen doorgenomen. De deelnemers zijn samen representatief voor alle belanghebbenden bij de onderzochte organisatie. Dat betreft in ieder geval: directie; medewerkers (van hoog tot laag in de organisatie); en klanten (of: cliënten, patiënten, studenten). Indien relevant zijn er ook externe adviseurs, aandeelhouders, inspecteurs of financiers.

Tijdens het assessment worden door de deelnemers meningen uitgewisseld. Dat gebeurt op basis van volstrekte gelijkheid, waarbij de leidinggevenden van mij doorgaans als laatsten hun standpunten mogen inbrengen, aangezien ze dat op alle andere 364 dagen van het jaar als eerste mogen doen.

Over veel onderwerpen zijn geen objectieve besluiten te nemen omdat ze per definitie subjectief zijn. Eén voor één worden ze doorgenomen, en zo komen de deelnemers samen tot intersubjectieve conclusies: eerst over de huidige situatie, vervolgens over een gewenste situatie die in de loop van één of twee jaren bereikt moet gaan worden. De belangrijkste regel daarbij is: Er wordt nóóit gestemd.

Hoe de besluiten dan wel tot stand komen? Over ieder thema wordt net zo lang doorgepraat en geluisterd totdat iedereen elkaars standpunten begrijpt, alle relevante gegevens en gevoelens zijn uitgewisseld en er tenslotte een breed draagvlak ontstaat voor besluiten die daarna in consensus genomen worden.

Meerderheidsbesluiten
Er is een goede reden waarom ik, toen ik de assessmentmethoden ontwierp, deze vaste regel invoerde: nóóit stemmen. Want stemprocedures kennen naast winnaars ook verliezers.

  

In Alkmaar woont het gezin Vendelaar: pappa, mamma en de kinderen Hannelore, Herbert en Huibje. Het gezinnetje heeft een vaste traditie: de kinderen mogen elk jaar kiezen waar men in de zomervakantie naar toegaat. De beslissing wordt geheel op democratische wijze genomen, dat wil zeggen: op basis van stemmen. Nu zijn Hannelore en Huibje dol op zand en strand, dus zij stemmen steevast voor Majorca. Herbert kan niet zo goed tegen de zon en geeft de voorkeur aan Noorwegen.

Waar denk je dat de Vendelaartjes ook deze zomer weer naartoe gaan?

  

Om te onderzoeken of zo’n soort scenario ook echt voorkomt, heb ik de Nederlandse kabinetten eens geturfd. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn dat er dertig (peildatum: 1 juli 2021). Daarbij heb ik de politieke partijen ingedeeld volgens vijf hoofdstromen.

        > De details kun je downloaden als een spreadsheet genaamd Dutch Cabinets, 1945-2021.

Dat leverde het volgende resultaat op:

 

Groen

Socialistisch

Christelijk

Liberaal

Extreemrechts

Premiers

0

8 (27%)

19 (63%)

3 (10%)

0

Coalities

1 (3%)

14 (47%)

27 (90%)

21 (70%)

2 (7%)

Coalitiedagen

1683 (6%)

15245 (55%)

23059 (83%)

20376 (73%)

1062 (4%)

Het overzicht laat zien dat de christelijke partijen aan 19 van de 30 kabinetten de premier hebben geleverd; en dat ze aan 27 van de 30 kabinetten hebben deelgenomen, waardoor ze 83% van de tijd regeerden. Dat is veel: de getallen suggereren dat de christenen net als sommige Vendelaartjes wellicht vrij vaak hun zin krijgen. Dat klopt ook, want vanaf de Tweede Wereldoorlog waren ze een halve eeuw onafgebroken deel van de regering, waardoor er pas in 1994 ruimte ontstond om twee kwestie rond mensenrechten te regelen waarin de christelijke partijen zich niet konden vinden: het huwelijk voor homo’s en euthanasie. De christelijken, en in mindere mate de liberalen, zijn de ‘Hannelore en Huibje’ van de Nederlandse politiek. De eenmalige regeringsdeelname van de groenen eindigde in 1977, bijna een halve eeuw geleden: zij zijn ‘Herbert’, ze krijgen zelden hun zin, hetgeen misschien iets verklaart van waarom Nederland met zijn klimaatbeleid bepaald niet vooroploopt in vergelijking met andere EU-landen.

  

Ergens in Europa – het kan ook Azië zijn – ligt een heel klein land, met inmiddels driehonderd inwoners. In het jaar 998 is daar een wet ingevoerd die bepaalt dat voor elke partij die deel uitmaakt van een regeringscoalitie, bij de volgende verkiezingen het aantal uitgebrachte stemmen op die partij met 0,8 vermenigvuldigd moet worden, teneinde de macht ervan te matigen. Komt zo’n partij desondanks direct weer in de regering, dan wordt het stemmenaantal bij de daaropvolgende verkiezingen vermenigvuldigd met 0,8 x 0,8, enzovoorts; net zo lang totdat ook de andere partijen eens een keer een kans krijgen.

  

Het referendum
Die wet in dat kleine landje, dat is natuurlijk maar een trucje. Als je werkelijk van plan bent om iedereen te betrekken bij het proces van bedenken en beslissen in wat voor wereld we samen willen leven, zijn meerderheidsbesluiten onbruikbaar. Dat geldt in het bijzonder voor het ultieme meerderheidsbesluit: het referendum.

  

De Europese Grondwet (die er niet kwam)
Op 18 juni 2004 werden de regeringsleiders van de EU het eens over het invoeren van een Europese Grondwet. Het was een unieke stap in de geschiedenis van Europa, dat al sinds de Grote Volksverhuizing geplaagd werd door letterlijk duizenden oorlogen.

De Nederlandse regering omarmde het plan. In oktober ondertekende de premier de Europese Grondwet tijdens een ceremonie in Rome. Dat gebeurde met steun van een grote meerderheid van het parlement: 127 Tweede Kamerleden stemden ermee in, 22 leden waren tegen.

Intussen was in Nederland in een wet vastgelegd dat de ratificatie pas zou plaatsvinden nadat de bevolking zich in een referendum over de Grondwet had uitgesproken. Het ging om een raadgevend referendum, maar toen de datum ervan naderde, haastten de meeste partijen zich om te verklaren dat zij zich bij de uitslag zouden neerleggen.

  

Voorstanders zagen in de Grondwet een versterking van de mensenrechten en de democratie, terwijl tegenstanders bang waren voor een Europese ‘superstaat’ waarin Nederland niets meer te zeggen zou hebben. Angst speelde een grote rol: angst voor verlies van nationale identiteit en cultuur; van de Nederlandse taal en invloed; van sociale zekerheid en werkgelegenheid. En angst voor de toelating van Turkije tot de EU. 5 De meeste van die thema’s hadden helemaal niets te maken met de Europese Grondwet, maar werden door rechtse en linkse populisten aan het debat gekoppeld.

Naast angst speelde ook boosheid een grote rol. Zo heerste er wrok over de hoge financiële contributie van Nederland aan de EU. En over het feit dat Duitsland en Frankrijk de financiële EU-regels overtraden maar daar – tegen de afspraken in – geen boete voor kregen. Het werd er niet beter op toen de burgers de directeur van de Nederlandsche Bank hoorden zeggen dat de gulden, bij de overgang naar de euro in 2002, was ondergewaardeerd: de Nederlanders waren bestolen!

Kortom, het volk was boos op Europa. En op de Nederlandse regering, die medeverantwoordelijk werd gehouden. En aangezien de regering vóór de Grondwet was, waren vele boze burgers tegen.

Plotseling werden de gevoelens van angst en woede in november 2004 heftig aangewakkerd, toen filmmaker Theo van Gogh door een fundamentalistische moslim werd vermoord, hetgeen herinneringen opriep aan de moord op de populistische politicus Pim Fortuyn in 2002. Een golf van kerk- en moskeebranden volgde. De Nederlandse samenleving stond strak als een snaar.

In die omstandigheden boden de ingewikkelde Grondwetsteksten een ideale kans op manipulatie door antiglobalisten, anti-immigratie- en anti-EU-partijen en anti-establishment mopperaars,6 kortom: iedereen die ergens ‘tegen’ was.

Pas anderhalve maand voor het referendum publiceerde de referendumcommissie een brochure met uitleg over de Grondwet. De brochure was te laat en te moeilijk 7 en werd dan ook zwaar bekritiseerd.

  

Op 1 juni 2005 sprak de Nederlandse bevolking zich uit. De uitslag was: 24,4% stemde voor de Grondwet, 38,9% stemde tegen, 36,7% stemde niet. 8

Daarop concludeerde de Tweede Kamer dat de ratificatie niet kon doorgaan, waarna de regering het voorstel introk en Nederland de Europese Grondwet derhalve blokkeerde. Voor héél Europa.

In Frankrijk gebeurde al op 29 mei hetzelfde, dus de Nederlandse uitslag maakte eigenlijk al niet meer uit: een veto van één land was voldoende om de Europese Grondwet de nek om te draaien.

  

Achteraf analyseerden deskundigen het fiasco en trokken conclusies. Referenda zoals dat over de EU-Grondwet zijn geneigd om te mislukken, om een aantal redenen, zo stellen ze. Zo is het onderwerp te complex om te begrijpen, behalve voor de experts. Het is bovendien multidimensionaal: het gaat over een groot aantal onderwerpen die eigenlijk elk afzonderlijk een beslissingsproces verdienen, maar worden samengeperst tot één vraag. Deze overversimpeling wordt nog eens versterkt, doordat op die ene vraag geen genuanceerd antwoord mogelijk is maar slechts ‘ja’ of ‘nee’.

Daardoor ontstaat een enorme ruimte voor populistische manipulatie die bestaande emoties versterkt of zelfs nieuwe oproept. Aangezien dat vooral succesvol is bij negatieve, deels irrationele emoties (‘onderbuikgevoelens’), versterkt de manipulatie met name de ‘nee’-stem. “Een referendum is meer geschikt om een Grondwet af te breken dan om hem op te bouwen,” 9 schrijft een onderzoeker, die vermoedt dat de Amerikaanse Grondwet in 1788 nooit was aangenomen als in elk van de dertien staten een volksreferendum vereist was.

Deze overwegingen door deskundigen laten zien dat referenda gevaarlijke instrumenten zijn. Dat bleek in 2016 tweemaal. Eerst in Nederland, toen de bevolking per referendum mocht beslissen over een Associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne. De uitslag: 12,3% accepteerde het verdrag, 19,7% verwierp het, 67,8% stemde niet. Daarmee blokkeerden 2,5 miljoen Nederlandse tegenstemmers voor 44 miljoen Oekraïners en een half miljard EU-burgers een verdrag dat niet – zoals de populisten logen – automatisch zou hebben geleid tot een Oekraïens EU-lidmaatschap.

Tweeëneenhalve maand later stemden de Britten in een referendum over de Brexit. Voor het verlaten van de EU stemde 37,5%, terwijl 34,7% wilde blijven; 27,8% stemde niet. Een stroom van berichten deed vermoeden dat het referendum zwaar was gemanipuleerd door Britse populisten, met hulp vanuit Rusland, onder meer door middel van tienduizenden nep-accounts op Facebook en Twitter. “Hoe onze democratie werd gekaapt”, kopte de serieuze Britse krant The Guardian. 10

Referenda zijn geen goede beslisprocedures. Ze overversimpelen complexe vraagstukken. Ze hebben een polariserende werking, ze zetten delen van de bevolking tegen elkaar op, ze creëren angst, bedrog, wantrouwen en boosheid. Goede beslisprocedures doen het tegenovergestelde: ze leiden tot consensus, of tenminste tot conclusies die breed in de samenleving gedragen worden.

Inclusiviteit
Terug nu naar de assessments die ik heb uitgevoerd. Tot de vaste deelnemers daaraan behoort in ieder geval de directie, dat wil zeggen: een of meer vertegenwoordigers van degenen die bevoegd zijn om beslissingen te nemen over de onderwerpen die in het assessment behandeld worden. Eén keer leverde deze eis een incident op. Ik arriveerde ’s morgens volgens afspraak op de locatie waar het assessment gepland was. Daar kwam de directeur direct naar mij toe en liet weten dat hij “helaas niet kan deelnemen, aangezien er iets onverwachts is gebeurd dat nu direct aangepakt moet worden”. Waarop ik antwoordde dat ik dan helaas genoodzaakt was om het assessment af te gelasten, aangezien de deelname van de directie onmisbaar was. (Het assessment ging door. De directeur koos eieren voor zijn geld, liet anderen de problemen oplossen en deed gewoon mee.)

Degenen die bevoegd zijn om beslissingen te nemen: dat kan gaan om afdelingschefs, om directeuren, decanen van faculteiten, raden van bestuur, CEO’s. Of om regeringen. Kijk wat er gebeurt als een regering vooraf de keuzevrijheid beknot en niet zelf deelneemt. En huiver.

> Ga daarvoor naar de volgende pagina.

Bronnen:

1. Plato (ca. 380 v.C.): Politeia. Nederlandse titel: De Republiek; De Staat.

2. Churchill, Winston L.S. (1947), during Parliament Bill, second reading. November 11, 1947, 3.33 PM.
    https://api.parliament.uk/historic-hansard/commons/1947/nov/11/parliament-bill#column_206.

3. Zie: AISHE op deze website. Zie ook:

    Roorda, Niko (2008): AISHE. Självvärderingsverktyg för hållbar utveckling i högre utbildning, Swedish Edition.
    Mälardalens Högskola, Eskilstuna, Västerås. https://niko.roorda.nu/books/aishe-books

    Roorda, Niko (2009): AISHE 2.0. Assessment Instrument for Sustainability in Higher Education, English Edition.
    https://niko.roorda.nu/books/aishe-books.

    Roorda, Niko (2012): AISHE 2.0. Assessment Instrument for Sustainability in Higher Education, Dutch Edition.
    https://niko.roorda.nu/books/aishe-books.

4. Zie: FFEA op deze website. Zie ook:

    Roorda, Niko (2018a): FFEA®, Future-Focused Entrepreneurship Assessment. Toekomstgericht Ondernemen,
    Nederlandse Editie 2018
. https://niko.roorda.nu/books/FFEA_Book.

    Roorda, Niko (2018b): Future-Focused Entrepreneurship Assessment (FFEA®). In: Carolina Machado & J. Paulo Davim (Eds., 2018):
    Corporate social responsibility in management and engineering. River, Gistrup, Denmark. 
    https://app.box.com/s/f2kav85a7bt1s1ehxg7ohcsbg6mua855.

5. Hobolt, Sara Binzer & Sylvain Brouard (2011): Contesting the European Union? Why the Dutch and the French Rejected the
    European Constitution.
  Political Research Quarterly Vol. 64, No. 2 (June 2011), pp. 309-322.
    https://doi.org/10.1177/1065912909355713.

6. Siedentop, Larry, 2005: A crisis of legitimacy. Prospect, No. 112, July 2005.
    https://www.europeansources.info/record/a-crisis-of-legitimacy.

7. Baden, Christian & Claes H. de Vreese (2008): Making sense: A reconstruction of people’s understandings of the European
    constitutional referendum in the Netherlands
. Communications 33 (2008), p. 117-145.
    https://doi.org/10.1515/COMMUN.2008.008.

8. Parlement.com (2005): Referendum over EU-grondwet in Nederland.
    https://www.parlement.com/id/vgvqpnqs5qbn/referendum_over_eu_grondwet_in_nederland.

9. Podolnjak, Robert (2006): ‘The Assent of the People is Not Necessary to the Formation of a Confederation’: Notes on the Failure of the European Constitutional Referendums. Politička misao, Vol. XLIII, (2006), No. 5, pp. 99–120. https://hrcak.srce.hr/20111.

10. Cadwalladr, Carole (2017): The great British Brexit robbery: how our democracy was hijacked. The Guardian, 7 May 2017.
    https://www.theguardian.com/technology/2017/may/07/the-great-british-brexit-robbery-hijacked-democracy.