Columns in Journals and Magazines |
As these columns are all in Dutch, this page continues in Dutch.
If the availability of the columns on this website violates copyrights or any other rights of persons or organizations, please contact Niko Roorda, and the issue will be solved asap.
Columns in Skepter
In Skepter, tijdschrift van de Stichting Skepsis, heeft een serie columns van Roorda gestaan. Daarin nam hij op satirische wijze uiteenlopende vormen van bijgeloof op de hak, door ze serieus te nemen, bloedserieus zelfs, zozeer dat de consequenties daarvan bizar waren. Feitelijk een vorm van reducatio ad absurdum dus. Hier op de website worden twee voorbeelden weergegeven.
Klik op de links om ze te lezen.
Column in Skepter (2000): Geestverschijningen
Deze column is zeven jaar later besproken in NVOX, het tijdschrift
van de NVON: Smaakmakers: reactie op Geestverschijningen
Column in Skepter (2006): Irissen van Glas
Column in Skepter (2007): Homeopathisch verdunnen
Deze column gaf aanleiding tot een verwarrend debat op het Blog van Skepsis: Reuring n.a.v. Homeopathisch verdunnen
Column in Fiscaal Praktijkblad
In 2014 werd Roorda verzocht om een aflevering te schrijven voor de vaste column - Uitgelicht genaamd - van het Fiscaal Praktijkblad, ter gelegenheid van een speciaalnummer over duurzaamheid.
Klik op de link en u kunt de column lezen:
Column in Fiscaal Praktijkblad (2014): De toekomst van Geld
Skepter, Jaargang 13 nr. 3, 2000, pag. 45
Ik zat laatst tv te kijken. Het ging over een geest in een oud Victoriaans huis. Er werd uitgelegd dat de temperatuur in een slaapkamer extreem daalde, teneinde energie vrij te maken voor het ontstaan van de geestverschijning.
Opeens besefte ik, dat dit een opmerkelijke methode opleverde om feiten over geesten te ontdekken. Ik sloeg aan het rekenen.
Het was een vrij grote kamer, in dat oude huis: pakweg 10 bij 6 meter, en 3 meter hoog. Dat is een luchtvolume van 180 m3, en dus, bij een luchtdichtheid van 1,3 kg/m3, een massa van 234 kg.
Laat die massa eens fors afkoelen, bijvoorbeeld 200 °C. Met een soortelijke warmte van 1000 J/kg.K geeft dat een energie-opbrengst van 46,8 megajoule: een fors bedrag, dat beschikbaar is voor de materialisatie van de geest.
Dankzij Einsteins E = mc2 weten we hoe energie omgezet wordt in massa. Die c is de lichtsnelheid, 3 . 108 m/s. Zo is de massa van de geest te berekenen: die komt op
5,2 . 10-10 kg, oftewel 0,52 microgram. Een fascinerend resultaat! Maar er komt nog meer.
Vergelijk de geestmassa eens met die van een levende (pakweg: 65 kg). De massadichtheid van een geest is 1,25 . 1011 maal zo klein. Daaruit volgt dat de gemiddelde afstand tussen de atomen van een geest, vergeleken met een levende, 5000 maal zo groot is (5000 is de derdemachtswortel uit 1,25 . 1011).
Die uitkomst kan echter niet kloppen! Als dat juist was, waren de atomen van een geest gemiddeld een micrometer van elkaar verwijderd, veel te ver om elkaar te voelen. Geesten zouden zo onmiddellijk uit elkaar vallen, en dat kan niet waar zijn.
De werkelijkheid is dus anders. Hoe, dat blijkt uit de volgende berekening.
Stel eens, dat een geest niet massief is, maar slechts bestaat uit een dun vliesje, met een dikte van één molecuul. Dat zou en passant meteen verklaren waarom geesten doorschijnend zijn!
Een volwassen geest heeft een oppervlakte van pakweg 4 m2. De dikte van een monomoleculaire laag is in de orde van een ångström: 10-10 m. Dat maakt, dat het volume van een geest (opgevouwen) 4 . 10-10 m3 is.
Deel de eerder gevonden massa van een geest (5,2 . 10-10 kg) door dit volume, en je hebt de dichtheid: 1,3 kg/m3.
Die waarde is zeer opmerkelijk! Het is exact die van lucht. De lezer zal het met mij eens zijn: dit kan geen toeval zijn. Deze uitkomst vormt een fraaie bevestiging van de gehele berekening.
Blijkbaar bestaat een geest, net als lucht, uit gas. Dat gas neemt bij de materialisatie de vorm aan van een monomoleculair laagje, precies in de vorm van de buitenste laag van een mensenhuid.
Dat is bijzonder. Bedenk immers, dat zelfs bij een levende de buitenste huidlaag altijd dood is! Wat betekent dat? Mogen wij misschien veronderstellen dat de geest van een mens gewoon het buitenste laagje is van zijn opperhuid? Dat lijkt misschien merkwaardig, maar het lost wel direct een eeuwenoud vraagstuk op, namelijk hoe de geest bij het overlijden het lichaam verlaat: hij verdampt eenvoudig.
Dat dat overigens nog nooit experimenteel is aangetoond, is geen wonder: het gaat maar om een minieme hoeveelheid materie.
De berekening maakt duidelijk, waarom geesten zoveel vaker verschijnen in oude Victoriaanse huizen dan in moderne rijtjeswoningen. De slaapkamers in moderne huizen zijn gewoon te klein: de lucht bevat niet genoeg thermische energie om een geest te laten materialiseren.
Merkwaardigerwijs is van dit alles in de oude mythologie al een echo te horen. (Blijkbaar hadden de ouden er op een of andere wijze al weet van.) Het Noorse godenschip Naglfari, gemaakt van de zielen van overledenen, had als grondstof: afgeknipte mensennagels!
Aanbeveling voor verder onderzoek.
Geesten herinneren zich elementen van hun voorbije leven. Daaruit valt af te leiden, dat een gedeelte van het menselijk geheugen wordt opgeslagen in de opperhuid.
Kan dit door nauwgezette anatomische studies aangetoond worden?
7 jaren later werd deze column aangehaald in NVOX, 'Tijdschrift voor Science Onderwijs': het periodiek van de NVON, een vereniging die de vakinhoudelijke belangen behartigt van docenten en onderwijsassistenten in biologie, natuurkunde, scheikunde, nlt (natuur, leven en technologie), en techniek & technologie. Het artikel was een aflevering van de rubriek 'Smaakmakers', geschreven door Louis Mathot en Hubert Biezeveld. U ziet het artikel hieronder.
Wij zijn nog uit de tijd dat je als leraar niet alleen maar moest begeleiden, maar dat je ook een sterk verhaal mocht vertellen. Daarom gaat deze lustrumsmaakmaker niet over mooie proefjes maar over de natuurkunde van spoken.
Louis Mathot / Damstede, Amsterdam en Hubert Biezeveld / OSG West-Friesland, Hoorn
We kennen twee theorieën die iets zinnigs zeggen over de massa van een spook. Volgens de theorie van Wright1 is die massa in de orde van 10-46 kg, terwijl Roorda2 uitkomt op 5,2.10-10 kg. Akkoord, er zitten een paar ordes van grootte tussen, interessant is dat je met redeneren überhaupt tot een waarde kunt komen.
Spoken en het tunneleffect
Quantummechanica zit niet in het programma, maar als wij met atomen en hun kernen bezig zijn, kunnen we het niet laten even een zijpad in te slaan naar het tunneleffect. Bij ieder deeltje met impuls p hoort volgens de Broglie een golf met golflengte λb volgens λ.p = h. Als een deeltje opgesloten zit, zijn de knopen uitgesmeerd. Deze theorie geldt uiteraard ook voor spoken. Het kwadraat van de amplitude van de golf geeft de kans aan om een spook ergens aan te treffen en zelfs buiten een afgesloten kamer is die kans niet nul. Hoe dunner de muren zijn (uitgedrukt in λb), hoe groter de kans dat het spook tunnelend de kamer verlaat.
Uit het feit dat wij in onze huizen met grote vensters zelden een spook waarnemen, maar dat ze in kastelen met dikke muren wel worden aangetroffen, volgt dat we een schatting kunnen maken van hun λb. Als we verder de verhalen serieus nemen dat ze langs zweven met een snelheid van ongeveer 0,1 m/s, dan kunnen we ook een schatting maken van hun massa. Reken zelf even na dat we bij λb ≈ 0,1 m een massa vinden die iets kleiner is dan die van het elektron. Wright komt overigens op ongeveer 10-46 kg; dat snappen we niet, maar het doet niets af aan de redenering.
De ontsnappingssnelheid van ongeveer 11 km/s komt voor spoken neer op ongeveer 10-4 eV, ofwel 0,01 van de waarde van thermisch evenwicht. Eenmaal buitenshuis gekomen zullen zij dus een zeer grote kans hebben de aarde te verlaten. Ook zal een spook door zijn geringe massa al gauw last krijgen van relativistische effecten. Er is betrekkelijk weinig energie nodig om zijn snelheid in de buurt te brengen van 70% van de lichtsnelheid. Bij die waarde is de massa verdubbeld en λb gehalveerd, met als gevolg dat zijn opsluiting is verbeterd. Wil je een spook wegjagen, doe dat dan dus niet met geweld of door er met een lamp op te schijnen, want dan wordt λb kleiner en bind je hem alleen maar beter aan je kasteel. Ook begrijpen we nu beter dat spoken met kettingen minder kans hebben om weg te tunnelen.
Spoken en E = mc2
Van Niko Roorda hebben we toestemming gekregen om zijn artikel Geestverschijningen in Skepter te plaatsen op de sites. Ook hij legt uit waarom wij in onze doorzon-rijtjeswoningen geen spoken aantreffen, maar in oude Victoriaanse huizen wel. Nu zijn het niet de dikke muren, maar de grote kamers die hem in staat stellen een schatting van de massa te maken. Hij gaat uit van het bekende feit dat een geestverschijning gepaard gaat met een extreme temperatuurverlaging. Uit de energieopbrengst van de lucht in die grote kamers en E = mc2 weet hij de massa te bepalen: 0,52 µg. Dat is 1011 maal zo klein als die van een levend wezen en dat zou betekenen dat de afstand tussen hun atomen veel te groot is voor enige samenhang. Vervolgens beredeneert hij op overtuigende wijze dat spoken dus uit een vliesvormig, monomoleculair omhulsel moeten bestaan. Vandaar hun doorschijnendheid! Als dan hun dichtheid die van lucht blijkt te zijn, kan dat geen toeval meer zijn. Tot slot: aangezien onze opperhuid ook dood is, moet ons buitenste laagje wel haast de zetel zijn van onze ziel.
Noten
1 Wright, D.A. A theory of ghosts. In Weber, R.L., A random walk in science.
(Ook het vervolg: More random walks in science is nog te koop.)
2 Roorda, N. (2000). Geestverschijningen. Skepter, september 2000.
Adressen:
juni 2007 NVOX
Skepter, Jaargang 19 nr. 3, 2006, pag. 23
Mijn werkster heeft een glazen oog. En dat is een probleem.
Begrijp me goed: ik heb geen reden tot klagen. Ze werkt prima, je zou zelfs kunnen zeggen dat ze twee keer zo hard werkt, relatief dan, naar het aantal echte ogen gemeten.
Nee, het probleem is meer van wetenschappelijke aard. Want de irissen van de ogen zijn een spiegel voor de gezondheidstoestand van een mens. En zij heeft een iris van glas.
Wetenschappelijk gezien kun je deze situatie op diverse manieren interpreteren.
Hypothese 1. Haar glazen iris is bepalend voor haar gezondheidstoestand. Nu moet je weten, dat ze eens per twee jaar een nieuw oog aangemeten krijgt; het oude is dan versleten. Dat zou betekenen, dat haar gezondheidstoestand slechts een keer in de twee jaar kan veranderen. Moet veranderen, zelfs, onder invloed van haar nieuwe glazen oog. Althans wat betreft de rechterzijde van haar lichaam, aangezien het glazen oog ook rechts zit.
Bijvoorbeeld: als het glazen oog per ongeluk wat gelig gekleurd is, zal mijn werkster gedurende twee jaar last van haar rechternier hebben. Of als er wat donkerbruine vlekken aanwezig zijn, zal ze last hebben van parasieten.
Hypothese 2. Haar gezondheidstoestand is bepalend voor haar glazen iris. Dus wanneer ze bijvoorbeeld een te hoge bloedsuikerspiegel heeft, zal dat de opticien ertoe brengen, een oog voor haar te kiezen met wat bruine pigmentvlekjes in de iris.
Hypothese 3. Ze is (aan haar rechterzijde) altijd gezond, want haar (natuurlijke) rechteroog toont geen afwijkingen aangezien het niet bestaat.
Hypothese 4. Ze heeft rechts geen gezondheidstoestand.
Hypothese 5. Ze is (rechts) overleden.
De selectie van de correcte hypothese uit deze vijf mogelijkheden is niet zo moeilijk. Voor optie 2 lijkt geen duidelijk oorzakelijk verband te bestaan. optie 3 is aantoonbaar in strijd met de werkelijkheid, aangezien ze best wel eens last heeft van kwaaltjes en pijntjes rechts. Bij optie 4 kan ik me niet echt iets voorstellen. U? En optie 5 is aantoonbaar onjuist, zo verzeker ik u. Kortom, het moet wel optie 1 zijn.
Daar komt nog bij, dat het overduidelijk is dat haar glazen oog een absolute indicatie is voor een lichamelijk gebrek aan haar rechterkant, namelijk het ontbreken van een natuurlijk oog. Een krachtiger ondersteuning van de iriscopie is nauwelijks te bedenken.
Een prachtige bevestiging van hypothese 1 is onlangs geconstateerd. Een maand geleden kreeg ze, al wandelend - ze liet de hond uit - een vliegje in haar glazen oog. Doordat ze schrok, stapte ze mis; haar schoen vloog uit, en ze stapte prompt in een stuk glas, waardoor haar voet hevig begon te bloeden. Haar rechtervoet. De wond moest in het ziekenhuis gehecht worden. Wetenschappelijk gezien een zeer bevredigend voorval: een oogprobleem werd prompt vertaald naar een lichamelijk probleem. Wat zou er gebeuren als ze tijdens het poetsen haar glazen oog verliest?
Vorige week heeft ze weer een nieuw glazen oog gekregen. Vandaag had ze last van pijn in haar rechterhand, toen ze klaar was met het boenen en schrobben van mijn huis.
Ik heb haar aangeraden, schadevergoeding te vragen aan de opticien.
Skepter, Jaargang 20 nr. 1, 2007, pag. 45
Homeopathisch verdunnen (‘dilutie’) roept discussie op. Het verdunnen kan variëren van D3 (waarbij het geneesmiddel driemaal 1 op 10 wordt vermengd met water, wat 1 op 1000 verdunt), of D6 (1 op een miljoen), tot wel D100.000, waarbij de concentratie van de werkzame stof afneemt met een factor 10100.000. Critici stellen dat bij zo’n verdunning de werkzame stof niet meer aanwezig is. In een medicijndosis van 1022 moleculen zit bij een dilutie D22 gemiddeld één molecuul werkzame stof. Bij verdere verdunning zijn de meeste doses gewoon zuiver water.
Echter, waar het gaat over afzonderlijke moleculen, betreedt men het domein van de kwantummechanica. Daarbij kunnen rare dingen gebeuren, zoals blijkt uit het beroemde gedachtenexperiment van “Schrödingers Kat”.
Volgens de kwantummechanica heeft een systeem dat niet wordt waargenomen ook geen waarneembare eigenschappen. Zolang men bijvoorbeeld een atoom van een radioactief element niet waarneemt, kan men niet zeggen of het al radioactief uiteengevallen is of niet. Het atoom is dan in een superpositie van twee mogelijke toestanden: uiteengevallen en intact.
Stop nu een levende kat in een ondoorzichtig hok. Doe daar een snelwerkend gif bij in een buisje, verbonden met een mechaniekje dat het buisje openbreekt zodra een bepaald radioactief atoom uiteenvalt. Dat geeft een merkwaardige situatie: zolang de kat niet wordt waargenomen, weet niemand of hij al door het gif gedood is. Sterker, in deze door Schrödinger ontworpen testsituatie mag men zelfs niet zeggen of de kat leeft of niet; hij is in een superpositie van een levende en een overleden toestand.
Hetzelfde geldt voor het sterk verdunde medicijn. Bij een dilutie van meer dan D20 mag men niet zeggen dat een medicijndosis géén werkzame stof bevat: de dosis is in een superpositie van een toestand mèt werkzame stof en één zonder. Als een patiënt deze dosis inneemt, verkeert hij - zolang hij niet medisch onderzocht wordt - ook in superpositie, namelijk van een zieke en een genezen toestand!
Verrassend, niet? Het maakt duidelijk waarom verdunnen sterkere medicijnen oplevert: hoe sterker de verdunning, hoe meer kwantummechanisch het systeem is, en hoe meer we over een superpositie spreken van gezond en ziek.
Ook wordt nu duidelijk waardoor de werkzaamheid van homeopathie bij wetenschappelijk onderzoek slecht zichtbaar is. Immers, door een waarneming eindigt de superpositie en komt de patiënt in een zuivere toestand terecht. Het uitvoeren van veel waarnemingen remt de medicijnwerking dus. Om dezelfde reden is homeopathie minder effectief naarmate de behandelende arts deskundiger is.
Hoe komt het dat de superpositie resulteert in een gezonde toestand? Het antwoord is: een mens is naast een fysisch ook een biologisch wezen. De biologie kent het beginsel van ‘survival of the fittest’. Wel, bij de overgang van de kwantummechanische superpositie naar een klassieke situatie is de gezonde patiënt natuurlijk fitter dan de zieke. Ergo: de gezonde patiënt overleeft.
Tot slot: een aanbeveling voor verder onderzoek.
Zou het homeopathische principe ook werken buiten de geneeskunde? Bijvoorbeeld, zou zonnebrand, aangebracht met een dikte van een miljoenste molecuul, een hoge beschermingsfactor bieden? Voedsel, verdund met hoge diluties (D100 en hoger), zal misschien extreem voedzaam zijn: een kans voor de Derde Wereld. Verf op huizen wordt misschien onnodig dik aangebracht; enzovoorts. Wie formuleert het eerste subsidiabele onderzoeksvoorstel?
Deze column bleek aanleiding te geven tot een verwarrend debat op het Blog van de vereniging Skepsis. Enkele stukjes ervan zijn hieronder weergegeven.
92 gedachten over “Misvattingen omtrent kwantummechanica"
Skepsis Blog, 2007
Professor N.G. Van Kampen, 30/12/2007
(...) Een beroemd voorbeeld is Schrödingers kat, vermeld en in beeld gebracht in een humoristische column in de Skepter van zomer 2007. (...)
De homeopathie kan niet gered worden door te denken dat een werkzaam molecuul in een macroscopisch vat nog in een kwantummechanisch gesuperponeerde toestand kan verkeren, laat staan dat de behandelde patiënt in zo’n toestand is.
(...)
Mario, 30/12/2007 om 21:54
Wat betreft Schrödingers kat, als ik me goed herinner had Schrödinger nu juist dit voorbeeld bedacht om aan te geven hoe idioot het is om een superpositie op een macroscopisch object als een kat te betrekken. Hij dacht dat iedereen wel zou begrijpen dat een kat absoluut niet tegelijk dood en levend kon zijn. Het schijnt dat hij erg veel spijt heeft gehad het voorbeeld ooit bedacht te hebben door de manier waarop mensen het misbruikten. En inderdaad heb ik in de laatste Skepter een ingezonden brief gelezen waarin in iemand ter verdediging van de homeopathie beweerde dat een patient in een superpositie zou verkeren. Om in de sfeer te blijven, ik denk dat Schrödinger in zijn graf spint bij dit soort beweringen.
Redacteur Jan Willem Nienhuys, 30/12/2007 om 23:24
Die brief in Skepter was de humoristische column van Niko Roorda waar het artikel van Van Kampen naar verwijst! Kennelijk is het luchtige karakter van die column sommigen ontgaan.
Mario, 31/12/2007 om 13:03
Het luchtige karakter van de column was mij inderdaad ontgaan. Het stuk kwam op mij in ieder geval realistisch genoeg over. Ik heb, waarschijnlijk net als u, wel gekkere verdedigingen van pseudo-wetenschap en aanverwante onzin gelezen die doodserieus bedoeld was.
Dr. Niko Roorda, beleidsadviseur & auteur duurzame ontwikkeling en toekomstdenken
Duurzame ontwikkeling gaat niet alleen maar over problemen. Natuurlijk: klimaatverandering, grondstoffenschaarste, armoede, gebrek aan ontwikkeling van mensen en samenlevingen, gebrek aan vrijheid en mensenrechten: dat zijn bij elkaar heel wat problemen. Maar toch is duurzaamheid in de eerste plaats iets anders. Duurzame ontwikkeling is het bouwen aan een prachtige, gezonde toekomst. Voor iedereen, waar ook ter wereld. Duurzame ontwikkeling is hoop, samenwerking, inspiratie, creativiteit.
Dat geldt ook voor duurzaam ondernemen. Voorname aspecten daarvan zijn: betrouwbaarheid, betrokkenheid, transparantie, identiteit, toekomstgerichtheid.
Als het om die toekomstgerichtheid gaat, is creativiteit onmisbaar. Tal van bedrijven die onvoldoende toekomstgericht dachten, niet in staat om 'out-of-the-box' te denken, zijn in zwaar weer terechtgekomen. Denk aan Kodak en Fuji, die 'chemische fotografie' als hun missie en identiteit hadden, en die massaal mensen moesten ontslaan nadat ze te laat doorhadden dat de digitale fotografie in opmars was. Of denk aan de snelwegtankstations, die 'brandstof verkopen' als missie hebben, en nu het nakijken hebben omdat de rechter heeft uitgesproken dat elektriciteit geen brandstof is: weg monopolie!
Lezer, om uw persoonlijke creativiteit te prikkelen wil ik u iets voorleggen over de toekomst van het kernthema van dit tijdschrift: geld. Ik ga, als u het goed vindt, met u samen out-of-the-box denken.
Ooit was 'geld' een simpel begrip. Het bestond uit klinkende munten: goud of zilver. Je kon ze tellen, je droeg ze mee in je zak. Munten maakten plaats voor tegoedbonnen, die we later ‘bankbiljetten’ gingen noemen. Op hun beurt werden die verdrongen door stukjes plastic waaraan je niet eens kunt zien hoeveel ze waard zijn: pinpassen en creditcards, waarmee je meer kunt betalen dan je bezit. Zo werd ‘geld’ steeds abstracter.
Nu zitten we in fase 4, waarin je van alles kunt downloaden. Betaling: bekijken van reclame op je computerscherm.
Stelt u zich eens voor:
“Goedemorgen bakker, mag ik één meergranen tarwe?”
“Jazeker meneer. Print u het zelf thuis uit? Dat is dan vijf minuten reclame. Ik heb een leuk nieuw filmpje. Gaat u zitten!”
“Fijn!”
Absurd? Misschien. Ik wil u vragen om dit heel even serieus te nemen. Eventjes lekker out-of-the-box denken.
Geachte belastingdeskundige: als het zover komt, hoe denkt u dat de overheid dan belasting gaat innen? Beste jurist: hoe definieert u dan belastingfraude? Hoe gaat u dat meten? Accountants, hoe denkt u dat een accountantsrapport er dan uitziet?
Ik beweer niet dat ik nu accuraat de toekomst voorspeld heb - de toekomst pakt sowieso altijd totaal anders uit dan je van tevoren kunt bedenken. Juist daarom: als u goed kunt omgaan met absurde, onwaarschijnlijke toekomstscenario's, dan bent u misschien ook in staat om goed om te gaan met de werkelijke toekomst. Die beslist anders zal zijn dan u nu denkt.
Over accountantsrapporten gesproken: ze gaan nu al steeds meer over transparantie en betrouwbaarheid. Ze zullen in de komende jaren steeds vaker gaan over toekomstgerichtheid, en zelfs over de inspiratie, de missie en de creativiteit van bedrijven. Bent u er klaar voor?
(...)
Niko Roorda, 18/01/2008 om 21:08
Het is fantastisch om te zien hoe een column van mij in Skepter, waarin ik de kwantummechanica opzettelijk grof misbruik (ik ben zelf theoretisch fysicus, ik weet wel beter…) aanleiding kan geven tot een boeiende discussie van meer dan 70 inzendingen. Het feit dat sommige mensen niet doorhadden dat mijn column satirisch bedoeld was (zoals Jan Willem Nienhuys onthulde) beschouw ik als een compliment; kennelijk bevindt deze column zich precies op het punt dat ik als columnist probeerde te vinden, ergens tussen ogenschijnlijk serieus en zichtbaar quatsch. Mijn bedoeling met deze column (en met mijn andere columns in Skepter) was om de spot te drijven met alle quasiwetenschappelijke flauwekul die links en rechts opdoemt (en ongetwijfeld, ondanks het goede werk van Skepsis, altijd zal blijven opdoemen). Ik ben op het idee gebracht door een boeiende beschrijving door Kees de Jager, die de ‘rekenkunde van de piramide’ toepaste in (als ik me goed herinner) zijn eigen huis, en daarmee liet zien dat zijn huis de ganse wereldgeschiedenis herbergt.
(...)